De al bestaande Wet Verbeterde Premieregeling (WVP) blijft gehandhaafd en zal een bredere invulling krijgen, waardoor deze ook toegankelijk wordt voor bedrijfstakpensioenfondsen.
Het tweede contract dat is overeengekomen is het zogenaamde “nieuwe contract”. Feitelijk is dit een specifieke invulling van de WVP, waaraan enige elementen zijn toegevoegd. Zo wordt een solidariteitsreserve gevormd als buffer voor slechte tijden, worden beleggingsresultaten discretionair leeftijdsafhankelijk verdeeld en blijft het pensioenfonds één geheel, zonder aparte opbouw- en uitkeringsfase.
Met de nadere uitwerking van het pensioenakkoord wordt een oplossing geboden voor enige hete hangijzers.
Allereerst de afschaffing van de doorsneesystematiek. Vanwege deze afschaffing bouwen oudere werknemers in de toekomst minder pensioen op dan onder het huidige pensioencontract. In de nieuwe pensioencontracten wordt dit gecompenseerd doordat de reeds opgebouwde aanspraken eerder worden verhoogd. Per saldo zou dit tot een hoger pensioen leiden, mits natuurlijk voldoende beleggingsopbrengsten worden behaald om de verhoging te realiseren.
Verder wordt de langdurige rekenrentediscussie beëindigd in het nieuwe contract. Louter na pensionering speelt deze grootheid nog een rol om de jaarlijkse uitkering te bepalen en ja, hij mag wat hoger worden vastgesteld dan in het huidige contract. Mocht het beleggingsrendement echter tegenvallen, dan betaalt de uitkeringsgerechtigde hiervoor zelf de rekening. Generatiediscussies behoren aldus tot het verleden.
Alle opgebouwde pensioenaanspraken worden in principe wettelijk verplicht overgebracht naar de nieuwe contractsvorm, enkele uitzonderingen daargelaten.