MercerNieuws Pensioenfondsen januari 2023 

01 januari 2023

Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen.

Met deze nieuwsbrief houden wij u op de hoogte van pensioenactualiteiten, ontwikkelingen in pensioenland en onze dienstverlening aan pensioenfondsen daaromtrent. De nieuwsbrief bevat korte berichten over de ontwikkelingen rondom het Pensioenakkoord, juridische updates en actuariële en beleggingen-gerelateerde onderwerpen. Uiteraard lichten wij deze nieuwsbrief ook graag nader aan u toe, bijvoorbeeld tijdens uw bestuursvergaderingen.

Wet Toekomst Pensioenen: Actuele status en nadere invulling contract

Door: Marc Heemskerk

De kogel is door de kerk. Op 22 december is de Wet Toekomst Pensioenen goedgekeurd door de Tweede Kamer. Daags hiervoor zijn nog vele amendementen aangenomen, waarin (grotendeels details) zijn aangepast. Naar ons oordeel de grootste wijziging is het mogelijk maken van gelijke pensioenaanpassingen voor pensioengerechtigden, hetgeen de uitlegbaarheid ten goede zal komen. Voorafgaand aan deze amendementen waren al een viertal nota’s van wijzigingen aangenomen. De huidige wettekst zal hiermee vermoedelijk niet de finale wettekst worden, maar de hoofdlijnen van de wet lijken nu wel vast te staan.

In onze nieuwsbrieven besteden wij al geruime tijd uitgebreid aandacht aan het tien-stappenplan voor invulling van een nieuw pensioencontract. Inmiddels zijn hierover ook reeds een drietal webinars beschikbaar.

Waar de meeste pensioenfondsen nog niet bij de laatste stap, stap 10 zijn beland, zullen wij in deze nieuwsbrief deze stap wel alvast nader toelichten. U kunt de volledige brochure met ons tien-stappenplan hier downloaden.

Stap 10: Documenten

Nadat met de voorgaande stappen de besluitvorming is afgerond, zal in stap 10 de uiteindelijke vastlegging worden gedaan. De deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden staan centraal in deze stap. Via een drietal documenten zal het gehele voorgaande traject worden vastgelegd en verantwoord door partijen.

In het transitieplan wordt door sociale partners verantwoord waarom er sprake is van een evenwichtige transitie. In het transitieplan dienen alle keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de gemaakte afspraken in het kader van de transitie te worden opgenomen. Onderdelen van het transitieplan zijn onder andere de aangepaste pensioenregeling, de afspraken over invaren, de afspraken over een eventuele compensatie en een eventuele solidariteitsreserve.

Het transitieplan dient uiterlijk 1 januari 2025 gereed te zijn. Een transitieplan hoeft overigens niet goedgekeurd te worden door enige partij. Het is louter een verantwoordingsdocument.

Het implementatieplan vormt het tweede document. De pensioenuitvoerder geeft in dit plan aan hoe en binnen welke tijdlijnen de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling zal worden vormgegeven en hoe zal worden omgegaan met de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast wordt informatie verstrekt over de technische uitvoerbaarheid, de kosten en de risico’s van de uitvoering. Andere onderdelen die nadere aandacht vragen in het implementatieplan zijn het voldoen aan de gelijke behandelingswetgeving, hoe wordt omgegaan met financiële en economische schokken tijdens de transitieperiode en evenwichtige belangenafweging.

Nadere regelgeving over de exacte invulling van het implementatieplan zal nog volgen.

Het implementatie plan dient naar verwachting uiterlijk 1 juli 2025 gereed te zijn en moet ingediend worden bij DNB.

Tenslotte wordt een communicatieplan door de pensioenuitvoerder opgesteld, gericht op de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden via een doelgroepgerichte aanpak. In het communicatieplan dient opgenomen te worden hoe de informatievoorziening over de inhoud en gevolgen van de wijzigingen voor de verschillende doelgroepen zal worden vormgegeven. Het pensioenjargon zal losgelaten moeten worden en de uitdaging zal zijn om via heldere taal het vertrouwen van de deze deelnemer te verkrijgen (of behouden). Het communicatieplan dient uiterlijk 1 juli 2025 gereed te zijn. Indiening bij de AFM is een verplichting, teneinde de kwaliteit van dit communicatieplan te waarborgen.

Met alle (voorbereidende) werkzaamheden hebben genoemde documenten nu nog niet de hoogste prioriteit, maar uiteindelijk zullen ze een belangrijke bijdrage kunnen en moeten leveren aan het slagen van het nieuwe pensioenstelsel. Uiteraard staan wij u hierbij graag terzijde, met name ook via de rekenkundige verantwoordingen.

Naast de drie nieuwe documenten zullen ook bestaande documenten zoals het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst, de ABTN, e.d, moeten worden aangepast.

Advies Commissie Parameters

Door: Marc Heemskerk

Op 29 november publiceerde de Commissie Parameters het langverwachte advies inzake economische en rekenkundige uitgangspunten. Deze parameters zijn maatgevend voor het maken van wettelijk verplichte berekeningen, zoals herstelplannen en indexatiegrenzen. Daarnaast is een aanpassing van de UFR-methodiek en wijziging van het genereren van scenario’s voorgeschreven.

Met smart werd door de Tweede Kamer uitgekeken naar de uitkomsten, zodat deze ingezet konden worden voor hernieuwde prognoseberekeningen. Deze berekeningen zijn inmiddels uitgevoerd, maar hebben niet tot nieuwe inzichten geleid, de uitkomsten waren vergelijkbaar met eerdere berekeningen.

Wat betreft de parameters zijn de rendementsparameters wat behoudender vastgesteld dan het laatste advies uit 2019. Het (bruto) aandelenrendement daalde van 5,8% naar 5,4%. De prijs- en looninflatie steeg marginaal, met 0,1%-punt. Dit heeft tot gevolg dat (voor de fondsen die het betreft) het herstelplan wat verlengd wordt en de grens voor volledige toeslagverlening wordt verhoogd.

Verrassender was naar ons oordeel dat de eerder aangekondigde afbouw van de UFR-methodiek wordt versneld. Waar eerder een stapsgewijze afbouw was voorzien, wordt nu per 1 januari 2023 in één keer de UFR-methodiek aangepast. Tot een looptijd van 50 jaar gaat met onmiddellijke ingang de marktrente gelden op basis van de swapcurve (was 30 jaar). Het effect van de aanpassing zal voor de meeste fondsen minder dan 1% bedragen, waarmee de nieuwe methodiek bij de opgelopen dekkingsgraden niet onverantwoord lijkt.

Ook met betrekking tot de door DNB te publiceren scenariosets heeft de Commissie input geleverd. Er wordt van een nieuw model uitgegaan, het zogenaamde CP2022-model. Dit model gebruikt een dataset tot en met juni 2022 en genereert hiermee nu ook waardes voor inflatie, die tot voor kort onmogelijk werden geacht. Doordat de lange termijn inflatie verwachting nauwelijks is gewijzigd, zijn de verschillen met het oude model op lange termijn zeer beperkt.

Nieuw is dat naast een “reguliere” scenarioset nu ook een risico-neutrale scenarioset wordt gepubliceerd. Deze is noodzakelijk voor netto-profijt berekeningen voor het nieuwe pensioencontract.

Het advies van de Commissie Parameters wordt ingevoerd via een algemene maatregel van bestuur. De minister heeft aangegeven dat zij voornemens is de algemene maatregel van bestuur gelijktijdig met de Wet toekomst pensioenen in werking te laten treden, vooralsnog beoogd op 1 juli 2023.

Uiteraard maken wij graag voor uw pensioenfonds de gevolgen van het advies van de Commissie Parameters inzichtelijk.

Het volledige rapport is hier te downloaden.

Belangrijke cijfers 2023

Door: Pavel der Kinderen

Belangrijke kengetallen voor de pensioenregelingen voor 2023 zijn inmiddels bekend. Wij zetten ze onderstaand voor u op een rij.

   
Minimale franchise middelloonregeling 16.322 euro
Minimale franchise eindloonregeling 18.470 euro
Maximale opbouw eindloonregeling per dienstjaar 1,66%
Maximale opbouw middelloonregeling per dienstjaar 1,88%
Maximum pensioengevend loon 128.810 euro
Maximum loon sociale verzekeringen 66.956 euro
AOW gehuwd inclusief vakantiegeld 12.241 euro
AOW alleenstaand inclusief vakantiegeld 17.971 euro
Anw nabestaandenuitkering inclusief vakantiegeld 17.856 euro
Afkoopbedrag klein pensioen 594,89 euro

Vrijstellingsregeling en indexatie-AMvB verlengd naar 2023

Door: Pavel der Kinderen

Minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft op 23 december 2022 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin zij aankondigt de indexatie-AMvB en de vrijstellingsregeling te verlengen naar 2023.

Deze verlenging volgt naar aanleiding van een tweetal aangenomen moties bij het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen. Beide moties zijn op 20 december 2022 door de Tweede kamer aangenomen.

De indexatie-AMvB maakt het voor pensioenfondsen die voornemens zijn om in te varen in het nieuwe pensioenstelsel, mogelijk om onder voorwaarden sneller te kunnen indexeren. Bij toepassing van de indexatie-AMvB in 2023 blijven dezelfde strikte voorwaarden gelden als in 2022. De voorgestelde AMvB regelt dat pensioenfondsen, onder voorwaarden, in 2023 indexatiebesluiten kunnen nemen conform het eigen toeslagenbeleid mits de beleidsdekkingsgraad én de actuele dekkingsgraad hoger zijn dan 105% en de actuele dekkingsgraad na toeslagverlening niet onder de 105% komt.

De verlenging van de indexatie-AMvB geldt tot uiterlijk de datum van inwerkingtreding van de WTP, dus vooralsnog tot 1 juli 2023. De indexatie-AMvB wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 in het Staatsblad gepubliceerd. Dit stelt pensioenfondsen in staat om indexatiebesluiten te nemen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023. 

De vrijstellingsregeling ziet op vrijstelling van de termijnen om te voldoen aan het vereist eigen vermogen en het aantal meetmomenten om te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Dit betekent dat pensioenfondsen minder snel kortingen hoeven toe te passen op de pensioenen. Ook hier gelden bij de verlenging dezelfde voorwaarden als voorgaande jaren, waaronder de eis dat pensioenfondsen minimaal een dekkingsgraad van 90% moeten hebben. Het pensioenfonds dient o.a. te onderbouwen waarom het gebruik van de regeling in het belang is van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden.

De vrijstellingsregeling voor 2023 wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2023 in de Staatscourant gepubliceerd.

Nieuwe DNB methodiek per 1 januari 2023

Door: Joep Vleugels

De Commissie Parameters heeft onlangs een rapport gepubliceerd met daarin een advies om de rentetermijnstructuur per 1 januari 2023 aan te passen. DNB past de methodiek aan als gevolg van het advies van de Commissie Parameters. De rentetermijnstructuur is voor pensioenfondsen van belang omdat de (contante) waarde van hun toekomstige pensioenverplichtingen er mee worden vastgesteld. Hieronder wordt het advies van de Commissie Parameters nader toegelicht.

De huidige DNB RTS methodiek bestaat uit een gewogen gemiddelde van twee UFR-methodieken, waarbij de methodiek gelijk is aan de marktrente tot en met de looptijd van 30 jaar. In 2022 bestaat de UFR blended curve uit een gewogen gemiddelde van 50% van de DNB 2020 UFR Commissie curve en 50% van de DNB 2024 Commissie Dijsselbloem curve. Vanaf 1 januari 2023 wordt de methodiek als volgt aangepast:

  • Startpunt van extrapolatie schuift op van 30 jaar naar 50 jaar. Dit betekent dat voor looptijden tot 50 jaar de marktrente wordt gehanteerd.
  • De huidige extrapolatiemethode wordt vervangen door een constant-forward extrapolatiemethode van de rentetermijnstructuur.
  • Vanaf 50 jaar gebruikt de methode de 30- en 50-jaars marktrentes om de rente te extrapoleren voor looptijden vanaf 50 jaar.
  • Bij de huidige UFR methode, die bestaat uit het gewogen gemiddelde van de 2020 en 2024 curve, worden de forward-rentes op basis de 120-maands historische gemiddelden bepaald. Dit komt te vervallen.

Om de nieuwe DNB Curve beter te begrijpen wordt hieronder de rente van de drie curves weergegeven.

In bovenstaande grafiek worden de curves op een looptijd van 1 tot en met 100 jaar met elkaar vergeleken. Doordat de marktrente en de nieuwe DNB curve gelijk zijn tot en met een looptijd van 50 jaar zal het effect van de nieuwe methodiek beperkt zijn op de waarde en rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen. De DNB UFR Blended 2022 curve ligt op een hoger niveau dan de nieuwe DNB methodiek en derhalve zal de dekkingsgraad van een pensioenfonds dalen door de aanpassing in de methodiek.

Een voorbeeld wordt gebruikt om de verschillen op de dekkingsgraad voor pensioenfondsen inzichtelijk te maken. De kasstromen van een gemiddeld pensioenfonds worden verdisconteerd met de drie curves. Verondersteld wordt dat het pensioenfonds een vermogen heeft van EUR 700 miljoen.

  Markrente DNB Curve DNB Blended 2022   
Vermogen € 700.000.000 € 700.000.000 € 700.000.000
Verplichtingen € 620.390.396 € 620.367.190 € 616.545.725
Dekkingsgraad 112,832% 112,836% 113,536%

Zoals is af te lezen in bovenstaande tabel is de impact van de aangepaste DNB methodiek nagenoeg nihil. Aangezien voor een gemiddeld pensioenfonds de verplichtingen na een looptijd vanaf 50 jaar laag zijn ten opzichte van kortere looptijden en de DNB curve pas vanaf 50 jaar afwijkt ontstaan er kleine verschillen.

De nieuwe DNB curve komt een stuk dichterbij de marktrente te liggen ten opzichte van de huidige UFR Blended 2022 curve. De verschillen voor een jong fonds zijn groter aangezien er meer verplichtingen op een looptijd verder in de toekomst plaatsvinden dan bij een gemiddeld fonds.

De rentegevoeligheid per looptijdsegment van de verplichtingen van een gemiddeld pensioenfonds kan ook worden uitgedrukt in DV01. Deze maatstaf meet het renterisico van bijvoorbeeld vastrentende waarden en verplichtingen. Het geeft de waardeverandering weer bij een verandering van één basispunt van de rente en drukt deze waarde in euro’s uit. In onderstaande tabel wordt de rentegevoeligheid van de verplichtingen weergegeven.

De verschillen in dekkingsgraad zijn beperkt, maar van de UFR Blended 2022 naar de DNB curve vinden op verschillende looptijden grote verschuivingen plaats. De exposure op de 20-jaars looptijd van de UFR Blended 2022 curve ligt aanzienlijk hoger dan de DNB curve, die logischerwijs dichter bij de marktrente ligt. De exposure van de DNB Blended 2022 neemt op de looptijden 40 en 50 jaar aanzienlijk af ten opzichte van de nieuwe DNB RTS 2023 methodiek, die zoals eerder gezegd dicht bij de marktrente ligt.

Visie Mercer van aangepaste DNB methodiek

Per 1 januari 2023 is de aangepaste DNB methodiek van kracht geworden. In dit artikel heeft Mercer getracht de verschillen tussen de huidige en de nieuwe curve inzichtelijk te maken. Daarbij constateren wij een tweetal zaken. Doordat de aangepaste DNB methodiek pas vanaf 50 jaar afwijkt van de marktrente curve, is er een beperkt effect te zien op de waarde van de verplichtingen. Daarnaast ligt ook de rentegevoeligheid op de belangrijkste looptijden van de DNB curve dichtbij de marktrente curve, in tegenstelling tot de DNB UFR Blended curve die tot voor kort leidend was.

Concluderend, de aangepaste DNB methodiek is wat betreft de samenstelling een stuk eenvoudiger te bepalen dan de Blended UFR curve die tot en met ultimo 2022 in gebruik was. De aangepaste DNB methodiek leidt tot vrijwel dezelfde uitkomsten als wanneer de marktrente curve leidend zou zijn. Mercer is derhalve van mening dat de nieuwe DNB methodiek nauwelijks meerwaarde heeft ten opzichte van de marktrente curve. 

Rapport: Nature alert

Ons rapport Nature Alert benadrukt het centrale belang dat het behoud van de natuur en het terugdringen van het verlies aan biodiversiteit heeft voor financiële markten. Het investeringsthema ‘Wij geloven in de natuur’ is volwassen worden. Investeerders moeten beginnen met het integreren van de risico's en kansen met betrekking tot de natuur in hun beleggingsstrategieën.

In de komende jaren wordt de bescherming van biodiversiteit steeds belangrijker voor investeerders bij het halen van hun netto-nul doelstellingen.

Over de auteur(s)
Hanneke Hofmans

Business Leader Pensioenfondsen

Gerelateerde oplossingen
    Gerelateerde inzichten